Met actieve nazorg gaat mboRijnland jeugdwerkloosheid tegen

De jeugdwerkloosheid in Nederland daalt, maar nog steeds is 7,3 procent van de 15 tot 25-jarigen in de beroepsbevolking werkloos. Reden genoeg om jongeren voor én na hun diplomering te begeleiden bij het vinden van een baan. Projectleider Arnold Blok vertelt over stageplus, een initiatief van mboRijnland om jongeren te helpen bij het vinden van duurzaam werk.

WAT IS STAGEPLUS EN HOE IS DIT INITIATIEF TOT STAND GEKOMEN?

“In 2020 deden we namens mboRijnland mee aan de pilot van Kwint en Ozdil, onder de naam Operatie Kwintslag, een pilot waarin we hebben onderzocht hoe we studenten nog beter kunnen voorbereiden op duurzaam werk. Tijdens de pilot hebben we StagePLUS ontwikkeld: een initiatief waarbij we studenten helpen bij het vinden van een stage, BBL en/of baan. Zo vergroten we hun kansen op de arbeidsmarkt. Toen de pilot afliep, besloten we om StagePLUS met hulp van de aanwezige subsidies verder doorgang te geven, maar ook om hier een stukje nazorg aan te koppelen. We begeleiden nu ook afgestudeerde jongeren bij het vinden van een baan.”

VOOR WELKE JONGEREN IS DIT RELEVANT?

“Veel jongeren, vooral van niveau 1 en 2, hebben moeite bij de stap richting de arbeidsmarkt. Het kan zijn omdat ze de Nederlandse cultuur nog niet goed kennen, of omdat ze de Nederlandse taal niet machtig zijn. Andere jongeren vinden het bijvoorbeeld lastig om een goed CV te maken, of hebben gewoon iets meer persoonlijke aandacht nodig. Vaak zijn het kleine dingen waarbij ze goed geholpen kunnen worden. Dat doen we door persoonlijke aandacht te bieden en de jongeren te empoweren bij het vinden van een baan.”

OP WELKE MANIER BEGELEIDEN JULLIE JONGEREN BIJ HET VINDEN VAN EEN BAAN?

“Eén van de belangrijkste stappen die we zetten is jongeren laten zien dat ze zelf de regie hebben. Dat ze niet vastzitten in een patroon, maar het met de juiste stappen kunnen doorbreken. We vragen bijvoorbeeld: wat is je droom, waar krijg jij energie van? Bij StagePLUS werken een aantal stagiaires van de opleiding social work – dit zijn de junior coaches en worden begeleid door een senior coach. De junior coaches zitten veel meer op het niveau van onze studenten en kunnen goed met elkaar levelenZo komen we al snel tot de kern.”

 

WELKE SAMENWERKINGSPARTNERS HEBBEN JULLIE IN DIT PROCES?

“Jongeren begeleiden doen we niet alleen. Daarvoor werken we samen met partners van gemeenten, het RMC en regionale leerwerkloketten. Dit tilt onze activiteiten echt naar een hoger niveau. De leerwerkloketten kennen de dienstverlening in de regio namelijk heel goed. Zij weten precies naar wie ze de leerlingen kunnen doorverwijzen en hebben een groot netwerk. Zo kunnen we echt nazorg bieden waar jongeren iets aan hebben.”

HOE KOMEN JULLIE IN CONTACT MET (OUD)STUDENTEN?

“Tijdens de opleiding verwijzen we jongeren wanneer dat nodig is naar StagePLUS. Bijvoorbeeld als ze geen stage kunnen vinden of tussentijds moeten uitstromen. De SLB’er speelt hierin een belangrijke rol. Aan het einde van de opleiding wijzen we jongeren ook op StagePLUS tijdens de exitgesprekken. Dan vragen we of ze al een plan hebben voor na de opleiding en of ze nog hulp nodig hebben. Oud-studenten bellen we actief na. Onze coaches zijn hiermee begonnen.”

HOE VERLOOPT ZO’N TELEFOONTJE?

“In het begin kregen we maar de helft van de jongeren te pakken. Wat bleek? We belden altijd te vroeg en dan nemen jongeren gewoon niet op. Daarop hebben we besloten om einde van de middag te bellen, tussen vier en zeven. Toen ging het rendement onwijs omhoog. We hebben een belscript uitgewerkt, en onze eerste vraag is eigenlijk altijd: “Hoe gaat het met je?” Daar wordt ontzettend goed op gereageerd en jongeren beginnen dan vanzelf te vertellen. Zo leren wij wat hun situatie is en of er iets is waarmee we ze verder kunnen helpen.

HOE ADMINISTREREN JULLIE DEZE GESPREKKEN?

“Dat is een heel karwei. We houden de gesprekken tot in detail bij. We hebben een uitgebreide Excelsheet waarin we naam, de opleiding, het opleidingsniveau en alle gegevens genoteerd staan. Na het bellen vullen we ook in of we ze hebben gesproken, wat de reactie was en welke vervolgactie we hieraan koppelen. Nu gaat dit proces nog handmatig, maar uiteindelijk hopen we hier een automatiseringsslag in te maken. We trekken steeds meer op met ons onderwijsservicecentrumzodat we alle werkzaamheden goed kunnen regisseren.”

WAT HOOP JE IN DE TOEKOMST TE BEREIKEN MET DIT PROJECT?

“Het zou heel mooi zijn als we deze ambities kunnen bestendigen. Dat we nazorg in het kader van jeugdwerkloosheid tot een wettelijke taak van mbo-scholen kunnen maken. Mijn droom is dat het voor jongeren vanzelfsprekend is dat je van school gaat mét een baan, en dat je dan later altijd terug kan komen bij je opleidingsinstituut als je hulp of advies nodig hebt. Het mbo als hub in de maatschappij.”